top of page

Luifelleed en looswaterpaniek

Bijgewerkt op: 27 jun


Kampeerverhalen

In deze column vertel ik over onze chaotische, herkenbare en grappige campingavonturen als gezin.Verwacht geen perfect plaatje, maar wél chaos, bijzondere types op je veld en weinig rust.


Hemelvaartsweekend. We waren er klaar voor. Dit zou ons tweede officiële camperweekend worden en we hadden er zin in. Zon, natuur, rust — of nou ja, dat idee. Denise moest die woensdag nog werken, dus ik vertrok alvast alleen met twee kinderen. We zouden elkaar op de camping treffen.


Onze plek was op een zogenaamd ‘natuurveld’ — dat klinkt als kabbelend beekje en fluitende vogels, maar betekent in de praktijk: geen water, 4 ampère stroom en een bak zon alsof je op het dak van een parkeerplaats kampeert. Dit waren de laatste plekjes. Altijd een goed teken.


De eerste discussie begon toen we het veld opreden. Waar moet de luifel? Richting het veld of richting het water? Hoe draait de zon? En de hamvraag: maakt het überhaupt iets uit?

Ja dus. De luifel mocht niet naar de waterkant vanwege de wind. Prima. Dan maar andersom. Overigens: we hadden dat hele ding nog nooit uitgeklapt, dus dit leek ons een uitstekend moment om dat voor het eerst te proberen. 30 graden. Volle zon. Wat kon er misgaan?


Eerst de camper waterpas zetten op van die gele blokken. Dat lijkt makkelijker dan het is. Na vijf keer op en af rijden stond hij een soort van waterpas.


Dan de luifel. Uitklappen met zo’n draaistok die klonk alsof we een middeleeuwse martelkamer opendeden. In de rand zaten de poten verstopt. Die moesten we losmaken. Klinkt simpel. Was het niet. We trokken, wrikten, forceerden – tot er iets knapte dat niet hoorde te knappen. Eén poot bleef niet meer zitten. Oplossing? Tyraps.


Later vonden we het typenummer van het onderdeel, bestelden het meteen inclusief de andere onderdelen van de luifel die sowieso al ontbraken. We spoten wat WD-40 op de scharnieren. Dan de stormbanden. Die moesten over de luifel heen en in de grond. We hadden geen idee. Gelukkig had de buurman – type “ik kampeer al sinds het jaar nul” – medelijden en hielp ons erbij. Na tien minuten geploeter stonden ze. Soort van. Note to self: nieuwe bestellen. En de buurman een kratje geven.


Gelukkig: het weer was top, de kinderen vermaakten zich en de oudste vond buurkinderen om mee te spelen. Even ademhalen. Tot het dakluik ermee ophield. De ventilator draaide eruit, het luik ging niet meer open, het was 30 graden. Ideaal. Gelukkig hadden we nog een klein tafelventilatortje bij ons, met het vermogen van een nies. Dat is dan wel weer handig met 4 ampere!


Vrienden kwamen langs en spontaan besloten we te gaan BBQ’en. Probleem: we hadden geen BBQ. Dus werd het vlees langzaam verwarmd op wegwerpbarbecues, die meer rook dan resultaat gaven. Maar de sfeer was goed en we bespraken het leven als millennials met jonge kinderen: werk, liefde, slaaptekort, logistiek, rommel, schermtijd, luiers en hoe je ondertussen ook nog ‘leuk samen’ moet blijven. Troostrijk hoe iedereen ermee stuntelt.


Op de dag van vertrek moest Denise vroeg naar haar werk, dus bleef ik achter met twee kinderen en een halve inpakstress. Gelukkig hadden we de avond ervoor al veel gedaan.

Toen bleek er geen camperserviceplek op de camping te zijn. Tuurlijk niet. Die was op een apart terrein “vlakbij”. Natuurlijk.


Eenmaal daar moest ik het kraantje onder de camper precies boven het afvoerputje zien te krijgen – in m’n eentje. En je ziet dat kraantje dus niet. Dus het werd een soort blinde-parkeer-challenge: stukje vooruit, uitstappen, kijken. Stukje achteruit, weer kijken. Na acht keer heen en weer stond hij goed genoeg. Kraantje open. Lozen maar. En toen gaan met die banaan.


Op naar huis. Onderdelen bestellen. YouTube-video’s kijken over dakventilatoren. Appeltje-eitje. Of in ieder geval: campingwaardig opgelost.

Comentários


 

© 2035 by campingcolumn.com Powered and secured by Wix 

 

Blijf op de hoogte

bottom of page