Wat deze rook- en ruzietaferelen op de camping zo pijnlijk herkenbaar maakt
- Marielle
- 19 jun
- 3 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 12 jul

In deze column vertel ik over onze chaotische, herkenbare en grappige campingavonturen als gezin.Verwacht geen perfect plaatje, maar wél chaos, bijzondere types op je veld en weinig rust.
Er is iets fascinerends aan kamperen. Misschien is het de geur van ochtenddauw op je crocs, het gepingel van tentharingen die in keiharde kleigrond worden gebeukt, of het feit dat je vrijwillig in een huis op wielen gaat wonen terwijl je thuis een gewoon toilet hebt. Maar de échte charme van de camping? De buren. Je kiest ze niet. Ze staan er gewoon. Net als stormlijnen en scheerlijnstruikelaars.
Dit jaar stonden we met onze camper op veldje Zonnedauw. Klinkt als een bloemenweide met zingende merels. In werkelijkheid was het een soort openluchtbubbelbad van roddels, rook en recreatiegeluiden. Je hoort alles van elkaar. En zij dus ook alles van jou. Helaas.
Iedereen rookte. En ik bedoel iedereen. Alsof we per ongeluk in 1992 waren beland in plaats van 2025. Op elk veldje zat wel iemand met een sigaret, shagje of dampend vape-apparaat dat rookwolken produceerde waar een gemiddelde barbecue jaloers op zou zijn. Je kon er letterlijk de windrichting mee bepalen. Het was bijna nostalgisch. Maar ook een beetje gek. Want roken is toch iets wat je tegenwoordig stiekem achter een schuur doet? Of ben ik inmiddels zó burgerlijk geworden dat ik op een camping verwacht dat mensen groene smoothies drinken en ademhalingsoefeningen doen?
Tegenover ons stond de iPad-familie. Twee forse ouders, twee forse kinderen, één klein caravannetje. Ze pasten er nét in, een soort Tetris van mensen en chipszakken. Iedereen had een iPad, non-stop in gebruik. Zelfs tijdens het tandenpoetsen klonk het: “Zet m'n filmpje niet op pauze!” Hun communicatie was, laten we zeggen, direct. De kinderen wisten meer scheldwoorden dan ik wist dat er bestonden. De opvoeding zat 'm hier duidelijk in de geluidssterkte.
Wij deden het natuurlijk beter. Tot we gingen opruimen.
Het was bloedheet. 25 graden, alles plakte. Ik was al zwetend de luifel aan het binnenhalen, fietsen aan het tillen, vuilniszakken aan het ontwijken, en Denise… Denise was weg. Al best lang. Naar de toiletten, met onze vierjarige dochter. Dat klinkt als een korte wandeling en een snelle plas, maar na 35 minuten stond ik nog steeds met bezweet voorhoofd tegen een afwasteiltje te mompelen.
Toen ze eindelijk terugkwam, fris gedoucht, haar netjes in een vlecht, onze dochter met zand op haar neus en een halve bloemkroon in haar haar, barstte ik. Chagrijnig. Geïrriteerd. Ik mopperde dat het “altijd zo lang duurt met haar” en dat ik “alles weer alleen stond te doen.” Denise zei dat het kwam door onze dochter, die “nog moest plassen, toen ineens niet meer, toen toch weer wel, en toen een grassprietje vond dat heel belangrijk was.” En eerlijk is eerlijk: het duurt ook altijd lang met ons kind. Alles is een avontuur. Van het kiezen van sokken tot het lopen van drie meter.
Natuurlijk hoorden de buren álles. De iPad-familie zette het geluid zachter, de buurvrouw rechts hield haar theemok halverwege de slok stil. We leverden blijkbaar beter vermaak dan Netflix. Ik overwoog even om entree te vragen.
Maar goed. Uiteindelijk reden we in stilte van de camping af. Afkoelen lukte matig, want de blower in onze camper uit 2005 doet het alleen op standje “koude hoop” of “sahara”. De ramen open hielp een beetje, mits je van föhnwind houdt. Tegen de middag hadden we alweer wat lol, en inmiddels kunnen we erom lachen. Nou ja, ík. Denise binnenkort ook weer. Denk ik. Hoop ik.
Volgend jaar? Zelfde camper, ander veldje. Misschien eentje zonder rook. En zonder iPads. Maar met nét genoeg chaos om het toch weer onvergetelijk te maken.
Comments